Behalve de man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan de uitvreter. De uitvreter, die je in je bed vond liggen met zijn vuile schoenen, als je 's avonds laat thuis kwam. Die je sigaren oprookte, je kasten nakeek en die altijd iets liet halen op naam van een ander. Z'n naam was Japi. Z'n achternaam heb ik nooit geweten. Bavink kwam met 'm aanzetten toen ie uit Veere terugkwam.